Andere rechthebbenden

1. De langstlevende echtgeno(o)t(e)

(1) Toekenningsvoorwaarden (art.21 SWVP)

Het overlijden moet het rechtstreeks gevolg zijn van het ingeroepen schadelijk feit.

Indien het huwelijk na het schadelijke feit gesloten werd, moet het huwelijk minder dan tien jaar na het schadelijke feit gesloten geweest zijn en ten minste één jaar geduurd hebben.

(2) Bedrag van het pensioen

(a) Bedrag: zie de bladzijde “indexaanpassing vergoedingspensioenen en vergoedingen” (bijlage 9 van het KB van 19 Apr 99).

(b) Behoudens het geval dat het slachtoffer door het schadelijk feit werd gedood of binnen de vijf jaar na het schadelijk feit aan de gevolgen van een kwetsuur, traumatisme of ongeval overleed, kunnen de commissies voor vergoedingspensioenen beslissen het vermelde bedrag op een lager bedrag terug te brengen, wanneer ze oordelen dat uit de toedracht der zaak blijkt dat het overlijden in werkelijkheid voor minstens een vierde werd veroorzaakt door vreemde factoren die zich na het schadelijk feit hebben voorgedaan. Het pensioen wordt verplicht teruggebracht tot dit bedrag wanneer het overlijden zich meer dan vijftien jaar maar minder dan vijfentwintig jaar na het schadelijk feit voordoet. Wanneer het overlijden voor minstens de helft aan vreemde factoren te wijten is of zich vijfentwintig jaar of meer na het schadelijk feit voordoet, wordt het uitkering op een nog lager bedrag teruggebracht.

(3) Echtscheiding en scheiding van tafel en bed (art.25 §1 SWVP)

De uit de echt gescheiden echtgeno(o)t(e), welke ook de wettelijke bepaling is op grond waarvan de echtscheiding uitgesproken werd, alsook de op eis van de overleden echtgeno(o)t(e) van tafel en bed gescheiden langstlevende echtgeno(o)t(e), kunnen GEEN aanspraak maken op een vergoedingspensioen van rechthebbende.

(4) Nieuw huwelijk (art.25 §2 SWVP)

De langstlevende echtgeno(o)t(e) die een nieuw huwelijk aangaat, verliest het genot van zijn vergoedingspensioen vanaf de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het nieuwe huwelijk. Bij overlijden van de nieuwe echtgeno(o)t(e) en bij ontstentenis van een wees die recht heeft op een vergoedingspensioen, kan de betrokkene een vergoedingspensioen bekomen waarvan het bedrag in het blad “indexaanpassing vergoedingspensioenen en vergoedingen tabel 5” vermeld staat.

(5) een aanvraagmodel van vergoedingspensioen, in te dienen door de langstlevende echtgeno(o)t(e) is te bekomen op site https://www.sfpd.fgov.be/nl/kenniscentrum/formulieren/ambtenarenpensioenen.

2. De wezen

(1) Toekenningsvoorwaarden (Ref 2, Art 26 SWVP)

Het overlijden van hun verwekker moet het rechtstreeks gevolg zijn van het aangevoerde schadelijk feit. Voor de overlijdens die zich hebben voorgedaan vanaf 01 Jan 07 kunnen niet alleen de kinderen van het slachtoffer recht hebben op een vergoedingspensioen maar ook de door het slachtoffer geadopteerde kinderen en de minderjarigen die een uitkering hebben verkregen ten laste van de overleden militair, in toepassing van Art 336 van het Burgerlijk Wetboek  (Het kind wiens afstamming van vaderszijde niet vaststaat, kan van degene die gedurende het wettelijk tijdvak van de verwekking met zijn moeder gemeenschap heeft gehad, een uitkering tot levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding vorderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting tot na de meerderjarigheid van het kind.)

(2) Gelijkgestelden (Art 27, § 2, tweede lid SWVP (toepasbaar op de pensioenen, toegekend aan wezen vanaf 01 Sep 98)

(a) Worden gelijkgesteld met een volle wees voor de overlijdens die zich hebben voorgedaan VOOR 01 Jan 07:

(i) de moederloze wees wiens afstamming langs vaderszijde niet bewezen is;

(ii) de vaderloze wees wiens afstamming langs moederszijde niet bewezen is;

(iii) de halve wees, wiens verwekker die nog in leven is, geen aanspraak kan maken op het vergoedingspensioen (echtscheiding of scheiding van tafel en bed op eis van de overleden echtgeno(o)t(e)) of die wegens een nieuw huwelijk het genot van het vergoedingspensioen verliest.

(b) Worden gelijkgesteld met volle wees voor de overlijdens die zich hebben voorgedaan

VANAF 01 Jan 07:

(i) het kind van wie de afstamming alleen ten aanzien van de overleden ouder vaststaat;

(ii) de halve wees van wie de langstlevende ouder geen recht heeft op een pensioen van langstlevende echtgenoot of het genot van zijn pensioen verliest wegens een nieuw huwelijk.

(3) Kinderbijslag

(a) Bovendien genieten deze wezen de wezenbijslag bepaald bij de Art 50bis en 56bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers.

(b) Indien zij geen recht geven op het maximumbedrag van de kinderbijslag door de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers voor het eerste kind bepaald, zullen zij er door tussenkomst van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers en ten laste van de Staat aanspraak op kunnen maken of op het verschil, tot de leeftijd van 18 jaar (of uiterlijk tot de leeftijd van 25 jaar voor de wezen die de voorwaarden voor de toekenning van kinderbijslag voor werknemers vervullen).

(c) Ten slotte zal voornoemde Rijksdienst bij elke maandelijkse betaling ten laste van de Staat, een kleine som per kind toevoegen.

(4) Bedrag van het pensioen (Art 27 SWVP)

(a) Het pensioenbedrag wordt vastgesteld zoals het pensioen van de langstlevende echtgeno(o)t(e) (zie Punt 305, a, (2) hierboven).

(b) De volle wezen, wier ouders allebei rechtstreeks zijn overleden als gevolg van een aangevoerd schadelijk feit, bekomen de samenvoeging van de twee voormelde pensioenen.

(5) Duur (Art 27, § 2 SWVP)

Het pensioen wordt gezamenlijk toegekend aan de wezen tot de jongste van hen de leeftijd heeft bereikt van 18 jaar (of tot de leeftijd van 25 jaar voor de wezen die de voorwaarden voor de toekenning van kinderbijslag voor werknemers vervullen).

(6) Wezen uit verschillende huwelijken (Art 28 SWVP)

(a) Wanneer er wezen uit verschillende huwelijken bestaan, wordt het pensioen verdeeld onder de groepen van wezen uit hetzelfde huwelijk, evenredig met het aantal kinderen waaruit iedere groep bestaat.

(b) Indien er een langstlevende echtgeno(o)t(e) en (een) niet uit het huwelijk van deze echtgeno(o)t(e) met het slachtoffer gesproten we(es)zen zijn, wordt het pensioen in twee gelijke delen verdeeld tussen de langstlevende echtgeno(o)t(e) enerzijds en deze we(es)zen anderzijds, met vervolgens in voorkomend geval toepassing van de eerste regel.

(7) Model van aanvraag: te bekomen als lid bij NVIL .

3. Andere begunstigden – Pensioenen voor ascendenten

(1) Vader en moeder (Art 29  SWVP)

Bij ontstentenis van een langstlevende echtgeno(o)t(e) of wezen kunnen de vader en de moeder van het slachtoffer of één van beiden op een ascendentenpensioen aanspraak maken, indien de oorzaak van het overlijden van hun kind het rechtstreeks gevolg is van het schadelijk feit.

In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of feitelijke scheiding van de ascendenten, mag het pensioen slechts verleend worden aan de echtgeno(o)t(e) welke bewijst het slachtoffer gedurende een tijdperk van ten minste vijf jaar voor de leeftijd van 18 jaar te hebben grootgebracht en onderhouden.

Model van aanvraag: te bekomen als lid bij NVIL.

(2) Personen welke het slachtoffer opgenomen hebben (Art 30 SWVP)

Bij ontstentenis van vader of moeder, wezen en langstlevende echtgeno(o)t(e), kunnen de personen die bewijzen dat zij het slachtoffer voor zijn 18 jaar gedurende ten minste vijf jaar opgevoed en onderhouden hebben, aanspraak maken op een ascendentenpensioen dat in voorkomend geval onder de verschillende rechthebbenden zal verdeeld worden.

(3) Broers en zusters (Art 31 SWVP)

Bij ontstentenis van de personen vermeld onder de punten (1) en (2) hierboven en van wezen en langstlevende echtgeno(o)t(e), kunnen de broers en zusters die minder dan 16 jaar oud zijn of van voor die leeftijd lichamelijk onbekwaam zijn in hun bestaan te voorzien, aanspraak maken op een ascendentenpensioen.

(4) Grootouders (Art 31 SWVP)

Bij ontstentenis van de personen vermeld onder de punten (1) tot (3) hierboven en van wezen en langstlevende echtgeno(o)t(e), kunnen de grootouders aanspraak maken op een ascendentenpensioen.

(5) Bedrag van het ascendentenpensioen (Art 32 en Art 33 SWVP)

(a) De bedragen zijn vastgesteld in bijlage 10 van het KB van 19 Apr 99

De ascendentenpensioenen worden vastgesteld op het bedrag vermeld op de bladzijde “indexaanpassing vergoedingspensioenen en vergoedingen tabel 4, A, 1°” voor:

– de vader en de moeder gezamenlijk; dit bedrag wordt behouden bij het overlijden van de vader of van de moeder;

– de niet-hertrouwde vader weduwnaar of de niet-hertrouwde moeder weduwe;

– de niet-gehuwde moeder, enige gerechtigde;

– de moeder alleen, in geval van onthouding, verlating of afstand vanwege de vader;

– de vrouw alleen, in het geval zij het slachtoffer vóór zijn 18 jaar, gedurende tenminste vijf jaar heeft grootgebracht en onderhouden.

(b) Het bedrag vermeld op de bladzijde “indexaanpassing vergoedingspensioenen en vergoedingen tabel 4, A, 2°” voor:

– de niet-gehuwde vader, enige gerechtigde;

– de vader en de moeder, elk afzonderlijk, indien ze uit de echt gescheiden ofwel gescheiden zijn of zich later in deze toestand bevinden; dit bedrag wordt behouden bij het overlijden van de vader of van de moeder;

– de hertrouwde of de na het overlijden van het slachtoffer gehuwde vader of moeder;

– de persoon die de vader of de moeder van het slachtoffer vervangen heeft;

– elke grootvader of elke grootmoeder;

– elke broer of zuster, jonger dan 16 jaar of gebrekkig.

Indien het inkomen van de gerechtigde of, wanneer het pensioen gezamenlijk wordt toegekend, het geheel van het inkomen van de gerechtigden het dubbele niet overschrijdt van het van belasting vrijgestelde inkomen vastgesteld bij artikel 6, § 1, 2° van de wet van 07 Dec 88 houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen (gecoördineerd in Art 131 van het wetboek van Inkomstenbelasting 1992) (4.095,00 EUR niet-geïndexeerd) worden de bedragen van tabel 4, A, 1° en 2° respectievelijk op de bedragen vermeld in tabel 4, B, 1° en 2° gebracht. Onder “inkomen” wordt verstaan het gezamenlijk belastbaar inkomen zoals dit wordt bepaald inzake personenbelasting. Het in aanmerking te nemen inkomen is het inkomen van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het pensioen ingaat of, in voorkomend geval, voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk het bovenvermelde voordeel wordt gevraagd. In geval van toekenning van de verhoogde pensioenbedragen blijven deze bedragen verworven ongeacht de latere evolutie van het inkomen van de gerechtigden.

 4. Rechthebbenden der vermisten (Ref 2, Art 34 SWVP )

Er kan een vergoedingspensioen worden toegekend aan de echtgeno(o)t(e), de kinderen en de ascendenten van de militair ten aanzien van wie een vonnis van verklaring van afwezigheid werd uitgesproken.

Eventueel wordt er een einde gesteld aan de uitbetaling van het pensioen vanaf de eerste dag van het burgerlijk kwartaal volgend op de datum waarop de afwezige terugkomt of waarop het bewijs van zijn bestaan geleverd wordt. In dit geval wordt de uitbetaling van het pensioen die als gevolg van de afwezigheid werd geschorst, op diezelfde datum hervat zonder navordering van de vervallen termijnen.

Opmerking

Voor een Militairen gescheiden van het leger wordt 75% van de wedde uitgekeerd aan de rechthebbende(n) (BIP-A-083-3: wet van 20 Mei 94, Art 3, § 5, 3°).